Angst

Iemand met een angstprobleem is ineens (zonder duidelijke reden) ontzettend angstig. Dit kan samengaan met lichamelijke reacties zoals trillen, zweten en duizeligheid. Bijvoorbeeld tijdens een paniekaanval. Ook hypochondrie, sociale fobie en dwangstoornis zijn voorbeelden van angst. Soms heeft iemand een angstige gebeurtenis uit het verleden niet goed verwerkt, waardoor deze steeds opnieuw wordt herbeleefd.

Het is niet duidelijk waarom de ene persoon meer en de andere persoon minder last heeft van angst. Wel is bekend dat erfelijkheid en aanleg een rol kunnen spelen. Kinderen die verlegen zijn, hebben op latere leeftijd bijvoorbeeld meer kans om angst te ontwikkelen dan kinderen die niet verlegen zijn. Verder heeft ook opvoeding invloed op de manier waarop mensen met angst omgaan.

• Veel piekeren over dingen die zouden kunnen gebeuren, terwijl daar geen directe reden voor is
• Lange tijd achter elkaar angstig, gespannen en somber zijn
• Last hebben van lichamelijke klachten zoals trillen, beven, hartkloppingen en/of een gevoel van duizeligheid
• Situaties uit de weg gaan
• Bang zijn om de controle te verliezen, een bepaalde handeling steeds opnieuw uitvoeren
• Voortdurend bang zijn om ziek te worden
• Vaak terugdenken aan nare gebeurtenissen