Twee jaar na de start van Optimaal Leven is de balans opgemaakt: hoe heeft het Optimaal Leven programma in de praktijk vorm gekregen en wat zijn de opbrengsten hiervan? Voor het onderzoek zijn interviews en vragenlijsten afgenomen bij cliënten en medewerkers. Gekeken is naar drie pijlers: integrale zorg, herstel ondersteunende zorg en gebiedsgericht werken. De resultaten laten zien dat Optimaal Leven een duidelijke ontwikkeling in gang heeft gezet.
Integrale zorg wil zeggen dat vanuit één team meerdere vormen van zorg (behandeling, begeleiding en ondersteuning) integraal worden geboden aan mensen met EPA door medewerkers van verschillende disciplines en organisaties. Het onderzoek wijst uit dat Optimaal Leven zich op dit gebied het sterkst heeft ontwikkeld. Vanaf de start zijn de teams bezig geweest met hoe zij de samenwerking gaan vormgeven. Deze werkwijze werpt zijn vruchten af: cliënten hebben het gevoel dat zij meer als mens worden gezien en voor hulp op meerdere levensgebieden terechtkunnen bij één loket. Medewerkers ervaren dat zij meer voor de cliënt kunnen betekenen.
Mensen zien in plaats van diagnoses
Zorg en ondersteuning wordt geboden vanuit een gemeenschappelijke visie op herstel, hoewel het noodzakelijk is en blijft om continu met elkaar in gesprek te blijven over hoe herstel ondersteunende zorg in de praktijk te brengen. Opmerkelijk is dat de mix van disciplines en moederorganisaties op zich er al voor zorgt dat meer de mens wordt gezien in plaats van zijn diagnose. De benadering van herstel ondersteunde zorg en integrale zorg lijken elkaar op dit punt te versterken.
Laagdrempelig midden in de wijk
Gebiedsgericht werken wil zeggen: vanuit een basis midden in de wijk. In twee van de drie teams is dat een wijkcentrum, de derde is vanuit een zorgpand. Medewerkers en het merendeel van de cliënten heeft een voorkeur voor een wijkcentrum. Het is dichtbij, laagdrempelig om binnen te lopen, neutraal gebied en biedt mogelijkheden om makkelijk in contact te komen met andere wijkbewoners en activiteiten. Zij ervaren het wijkcentrum als destigmatiserend. Andere cliënten gaan liever naar een zorgpand, omdat zij het wijkcentrum juist wél als stigmatiserend ervaren. Zij geven aan het geen prettig idee te vinden als mensen uit hun omgeving zouden kunnen zien waarvoor zij het wijkcentrum bezoeken.
‘We zijn niet klaar, maar we zijn een heel eind op weg’
Andere opvallende uitkomsten uit het onderzoek: de aanpak van Optimaal Leven lijkt het afschalen van zorg te bevorderen omdat het laagdrempeliger mogelijk is binnen het team. Ook lijkt de kans op een positieve doorbraak bij cliënten die lang in zorg zijn groter door de brede mix van expertise in het team, en kan er sneller gepaste zorg, behandeling of begeleiding op verschillende levensgebieden geboden worden omdat het vanuit één loket sneller in te zetten is. Tot slot is er meer aandacht en ondersteuning op het gebied van participatie door de focus op meer de mens zien en vestiging in een wijkcentrum. Vervolgonderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in de precieze effecten van de Optimaal Leven aanpak.
‘We zijn niet klaar, maar we zijn een heel eind op weg’, aldus één van de teamleden. Zo willen medewerkers bijvoorbeeld nog meer inzetten op samenwerking met lokale netwerkpartners en een breder aanbod, zoals herstelacademies. Belangrijke motor achter de ontwikkeling van de teams is de ruimte die de medewerkers hebben gekregen én genomen om te innoveren en experimenteren, daarbij gestimuleerd door de projectleiders.
Lees de Uitgebreide onderzoeksevaluatie Optimaal Leven Drenthe of de Publieksversie.