“Mijn vader overleed toen ik acht was. Mijn moeder raakte aan de drank. Zij was depressief en verwaarloosde zichzelf. Ze schonk ook geen aandacht meer aan mij. Ik liep soms weken in dezelfde kleren rond. Op school werd ik gepest omdat mijn kleren stonken.
Samen met mijn zus belandde ik uiteindelijk in een pleeggezin. Daarvoor moesten we verhuizen naar een andere stad. In deze stad kende ik niemand, ik was er heel eenzaam. Na drie jaar gingen we naar een ander pleeggezin, omdat we te veel ruzie maakten. Na een tijd verhuisden we nog eens, en daarna nog eens. De laatste keer omdat onze pleegmoeder ernstig ziek werd en het allemaal niet meer aankon. Op school ging het ook niet goed. Ik was al twee keer blijven zitten en voelde me ontzettend gespannen.